The science of bikefitting

The science of bike fitting

Dit gast-blog is geschreven door Sander Visschers van Fityourbike, een echte long-read dus ga er even lekker voor zitten. Sander is bike-fitter en orthopedisch technicus uit Vorden, Gelderland. Als orthopedisch technicus heeft hij zowel kennis van de anatomie van het menselijk lichaam als van de toepassingsmogelijkheden van verschillende materialen en technieken als het gaat om de ideale fietsposititie. Hierbij kan het gaan om eenvoudige hulpmiddelen zoals een steunzool of een meer complexe (computergestuurde) beenprothese. In dit blog gaat Sander in op de basics van het bike-fitten. In toekomstige blogs zal hij verder de diepte in gaan en schrijven over fietsblessures en preventie hiervan.

Intake

Een goede afstelling/ bike fitting van je fiets begint bij een goede intake en beoordeling van de mobiliteit en flexibiliteit van de fietser. Hoe diepgaand, hangt af van welke meting je doet en de aanwezige klachten. Het geeft inzicht in de oorzaak van de bestaande blessure en voorkomen van blessures.

Dit is belangrijk omdat sommige problemen niet gerelateerd zijn aan de fiets, maar eerder een gevolg is van “intrinsieke factoren” in de fietser. Bijvoorbeeld een beenlengteverschil, bekkenscheefstand e.d. De sportarts, manueel-, fysiotherapeut of osteopaat is dan een eerste stap om deze factor op te lossen.

Ik doe zelf veel stabiliteit en flexibiliteits-testen op de fiets. Waar ligt je zwaartepunt op de fiets? Ligt deze te ver naar voren, dan krijg je meer druk op je handen en moeten je Quadriceps harder werken om op de fiets te blijven. Deze energie gebruik je natuurlijk liever om harder/verder te fietsen. Een andere test, is de heupmobiliteit. Past cranklengte bij je, zit je niet te diep? Door bepaalde wijzigen aan de fiets te doen, kan je zorgen dat je niet in je eindposities komt.

Frame en framemaat bepalen

Om tot een goede fietsafstelling/ bike fitting te komen, is de eerste stap: de bepaling van het juiste frame en framemaat. Dit geeft een voorspelling of de optimale afstelling bereikt zal worden. Het belang hiervan is niet altijd onmiddellijk duidelijk voor elke fietser. Het is belangrijk dat de bike fit gedaan wordt op een fiets met de juiste framegrootte. Dit is moeilijker dan het lijkt. De meeste fiets-fabrikanten verwijzen simpelweg naar een bepaalde lichaamslengte en adviseren hierbij naar een specifieke framegrootte.

https://i0.wp.com/www.fityourbike.nl/wp-content/uploads/2018/02/Blogs-Sander-Visschers-FitYourBike.jpg?resize=525%2C295&ssl=1

Meer dan alleen lichaamslengte

Hierbij worden 2 aspecten vergeten. Een is de verhouding tussen beenlengte, romplengte en lengte van de arm. De tweede is flexibiliteit. Neem 2 individuen met precies dezelfde lengte. De een kan zeer lange benen en een zeer korte romp hebben. De ander het tegenovergestelde, d.w.z. een zeer lange romp en korte benen en armen. De twee individuen hebben mogelijk wel frames nodig die wel 2 maten uit elkaar liggen. De fietser met lange benen en korte romp zal waarschijnlijk een kleinere framemaat nodig hebben, omdat de afstand tot het stuur korter moet zijn. (Welke gebaseerd is op framemaat en stuurpenlengte). Het tegenovergestelde geld voor de fietser met korte benen en lange romp. Hij zal een grote framemaat nodig hebben.

De volgende belangrijke factor is flexibiliteit. Opnieuw vergelijken we twee fietsers, maar ditmaal met identieke arm en beenlengten. Echter de een extreem flexibel en de ander extreem stijf. De persoon die stijf is, heeft minder flexibiliteit van hamstrings en wervelkolom. Dit vereist een lagere zadelhoogte en een korter frame en stuur-reach (afstand tot stuur). Dit soort adviezen zullen niet uit een statische meting komen, wanneer je alleen naar lengtematen kijkt en dan zit je met een verkeerde framemaat.

Statische meting

Zonder een pre-scan te doen is het dus niet mogelijk om alleen met lichaamsmaten tot heel nauwkeurig advies te komen. Een verkeerde framemaat kan gecompenseerd worden door een andere stuurpen, zadelpen e.d. te adviseren. Maar dit gaat wel ten koste van het stuurgedrag en de manier waarop je de kracht kunt overbrengen. Een groot frame, kan bijvoorbeeld aangepast worden aan een fietser, door de stuurpen te verkorten en minder zadelterugstand. Maar hierdoor zal er minder druk op je voorwiel zijn, dat dan eerder zal wegglijden in scherpe bochten en natte weggedeelten. Ook zal Quadriceps harder moeten werken, omdat lichaamszwaartepunt voor je trapas komt te liggen, hierdoor zijn deze voortijdig vermoeid.

Met lichaamsmaten (statische meting) kan een goed advies worden gegeven worden over wat voor jou de juiste framemaat, stuurpenlengte, zadelhoogte en zadelterugstand is. Het is echter mogelijk om een redelijk comfortabele positie te bereiken, maar met de onjuiste verhoudingen, zonder dat de fietser zich hiervan bewust is. Een voorbeeld hiervan is een te hoge zadelstand, maar met minder zadelterugstand. Het zadel staat dan in dezelfde effectieve zadelhoogte en met zelfde knie-flexie-hoeken. Alleen komt, met deze afstelling, je zwaartepunt verder naar voren te liggen, waardoor er meer druk op het stuur ontstaat en de quadriceps harder moeten werken dan nodig is.

Ook een stuur met te veel drop en minder reach (dus lager en dichterbij), geeft zelfde zadel-stuur-afstand als een stuur dat minder diep staat, maar iets verder weg. Toch zal bij de eerste veel meer flexie van de onderrug ontstaan, resulterend in een risico van pijn in de onderrug. Een voorbeeld van deze verkeerde afstelling is hieronder te zien.

Te veel buiging van de rug

Er zijn dus talrijke factoren die invloed hebben op het vinden van de juiste fietsafstelling.

Wanneer je nog een fiets hebt, gaat mijn voorkeur er altijd naar uit om de framemaat bepaling op je huidige fiets te doen. Met een “quick” scan stel ik je huidige fiets zo goed mogelijk af. Zo houd ik rekening met jouw flexibiliteit, positie schoenplaatjes, plaats waar je op het zadel gaat zitten. De maten van deze fiets, stop ik dan in de grote database van Cyclefit. Met dit programma krijg je een advies voor maximaal 5 frames. Welke past het beste bij je? Met welke stuurpenlengte en zadelpen-uitsteek. De finetuning doen we dan op de nieuwe fiets.

Beoordeling van de huidige fietsafstelling

De tweede belangrijke stap, is de uitgangsmeting. Dus beoordeling van de huidige houding op de eigen fiets, zonder dat er iets gewijzigd is. Er zijn verschillende manieren en hulpmiddelen beschikbaar, om dit te beoordelen en later de optimale afstelling te bereiken. Alle hebben voor en nadelen. De belangrijkste tool is het oog, oor en de kennis van de bikefitter.

Bij FitYourBike gebruik ik video-, zadel- en voetdrukmeting. Met de uitgangsmeting kunnen we achterhalen, of de afstelling van de fiets mogelijk de oorzaak is  voor het ontstaan van een bepaalde blessure.

Dynamische fietsafstelling

Er zijn verschillende dynamische metingen. Er zijn metingen waarbij gevraagd wordt, op een bepaald moment, in de trapfase te stoppen, om dan de (knie)hoek op te meten (statische kinematica). Bij deze meting is het erg belangrijk om te letten op de enkelhoek. Tijdens het stoppen, kan het gebeuren dat de fietser zijn enkelhoek verandert en daardoor meet je niet meer de juiste kniehoek.

Daarom werk ik met video-analyse. Het voordeel is dat je het ook terug kunt zien en kunt vergelijken met de afstelling aan het begin. Maar hoeken zijn niet het belangrijkste voor mij. De een kan optimaal presteren bij een kniehoek van 143 graden, terwijl de ander dat doet bij 149 graden. Dat heeft te maken met spierlengte en flexibiliteit. Daarom test ik tijdens de metingen telkens naar vermogen, knieversnelling, zadeldrukmeting en eventueel voetdrukmeting om zo tot de meest optimale zadelafstelling te komen. Dit maakt de metingen individueel.

Wanneer ik de zadelhoogte bepaald heb, gaan we over op zadelterugstand, ook dit wordt weer bepaald met behulp van vermogen en testen waar je balans is ten opzichte van de fiets. Telkens gebruik ik de zadeldrukmeting om te kijken of we stabiel op het zadel zitten. Soms kan 2mm te hoog, al veel meer druk aan de voorkant op het zadel geven. Dit voelen velen vaak niet in dit korte moment, maar natuurlijk wel wanneer je uren op de fiets zit.

Einde van de bike fit

Nadat de positie zo optimaal mogelijk is gemaakt, worden maten opgenomen en afbeeldingen toegevoegd aan het rapport. Eventuele aanbevelingen zullen ook worden toegevoegd. Bijvoorbeeld oefeningen voor meer stabiliteit en/of flexibiliteit. Na een periode van training kunnen we dan proberen je houding nog verder te optimaliseren. Je lichaam verandert, je bent meer getraind, of je hebt misschien een nieuw doel, waar een andere afstelling bij hoort.

Trainen met een vermogensmeter, deel 3

Training, Racefiets, Fiets, Fitness, Apparatuur

Dit gastblog is geschreven door Paul Bijkerk, eigenaar van fit-trainingsbegeleiding. Paul is gediplomeerd wielrentrainer en sinds kort een partner van Panache! Hij traint, test en begeleid wielrenners, mountainbikers en cyclocrossers. Daarnaast was hij trainer/coach bij het Alecto Cyclingteam, een profteam op continentaal niveau. Meer informatie over Paul en zijn trainingsbegeleiding vind je op: fit-trainingsbegeleiding.nl.

Vermogensprofielen

In dit laatste deel kijken we verder naar de meerwaarde van het analyseren van data uit een vermogensmeter. Allereerst kun je progressie volgen via de gepubliceerde methode van Pinot & Grappe (de performancemanager van Groupama-FDJ). Zij stellen dat het meten en opvolgen van 12 waarden gedurende trainingen en wedstrijden een vermogensprofiel gemaakt kan worden van een renner. Zij stellen dat het maximale vermogen in Watt/kg gedurende 1 sec, 5 sec, 30 sec, 5 min, 20 min, 30 min, 45 min, 60 min, 2 uur, 3 uur, 4 uur en 5 uur gevolgd moet worden. De maximale vermogens die in een bepaalde tijdsperiode werden gehaald zetten ze uit een grafiek (zie Figuur). Volgens Pinot & Grappa geeft deze grafiek een goed beeld van de capaciteiten van de renner. Als de figuur naar rechtsboven verschuift in de tijd, wordt een renner beter. Ook kunnen verschillende renners op deze wijze met elkaar worden vergeleken, maar ook verschillende training- en/of wedstrijdperioden in kaart worden gebracht. In de Figuur hieronder heb ik de beste waarden in een curve weergegeven van een continentale renner (Peak Power) over een heel seizoen.

Peak Power van een renner op verschillende tijdsintervallen.

Hieronder zie je 2 lijnen in de Peak Power curve. In de figuur worden 2 perioden van dezelfde renner met elkaar vergeleken. De rode lijn betreft een 4-wekenperiode in de maand april en de groene lijn betreft de aansluitende 4-wekenperiode in de maand mei. Hier is het opvallende dat de renner verbeterd is in het anaerobe gebied (5 s t/m 1 min).

Vergelijking van de prestaties van één renner over tijd.

Allan & Goggan stellen een simpeler methode voor. Volgens hen hoeven slechts 4 waarden gemeten te worden: 5 sec, 30 seconden, 5 minuten en 20 minuten. Een belangrijke analyse bij gebruik van een vermogensmeter zijn de zogenaamde vermogensprofielen. Hierbij wordt voor ieder afzonderlijk vermogensbestand geanalyseerd hoe hoog het maximaal geleverde vermogen was tijdens de rit voor intervallen van een verschillende tijdsduur. Zo wordt het hoogst behaalde vermogen over 5 sec, 30 seconden, 5 minuten en 20 minuten bepaald. Door deze hoogst gehaalde gemiddelde vermogens van training tot training te bekijken krijg je een idee van de progressie die een renner boekt. Hieronder zie je een Figuur van een continentale renner waarin het vermogen voor de genoemde 4 tijdseenheden is weergegeven over het gehele seizoen. Zoals uit de figuur is af te leiden behaalde deze renner op 31 mei zijn hoogste 20 min (388 W) en 1 min waarde (666 W) in het seizoen. Zijn beste 5 sec en 5 min waarde behaalde hij op 23 april (1250 W) en 7 juni (455 W).

 En andere manier van weergeven van deze data is in de Power Profile Chart, zoals die ook is beschreven door Allan & Goggan. Uit een vergelijkingstabel kan afgeleid worden om wat voor type wielrenner het gaat en wat zijn niveau is ten opzichte van renners van verschillende niveaus. Een probleem met de vergelijkingstabel is dat niet duidelijk is op basis van welke gegevensverzameling de verschillende niveaus zijn vastgesteld. Uit het vermogensprofiel van onderstaande continentale renner blijkt dat hij meer een tijdrijder / klimmer is, met hoge waarden in het 5 en 20-minutengebied en een minder goed ontwikkeld sprintvermogen heeft (5 sec en 1 min-waarden).  

Power profile chart

Tot slot is het ook mogelijk om van alle aanwezige data van een renner een panelfiguur te maken waarin het gemiddelde vermogen van verschillende tijdseenheden in watt of watt/kg is uitgezet tegen de tijd. In het voorbeeld hieronder is een panel gemaakt met 1 sec, 5 sec, 6 sec, 15 sec, 30 sec, 1 min, 4 min, 5 min, 10 min, 20 min en 60 min. Wat opvalt, is de enorme vooruitgang in met name de kortere tijdseenheden die deze renner maakt na het uitrijden van een meerdaagse etappekoers (Olympias Tour). Daarnaast valt de vooruitgang op die de renner maakt na een korte rustperiode in oktober en het doen van specifieke krachttrainingsoefeningen.

Conclusie

Een heel belangrijk punt bij het trainen met de vermogensmeter is het analyseren achteraf. Hier zit de meerwaarde van het instrument. In dit artikel heb ik meest gebruikte analyses van vermogensmeterdata beschreven. In de praktijk stellen deze analyses zowel trainers als renners in staat om te bepalen of er vooruitgang wordt geboekt. Op profniveau is het gebruik van een vermogensmeter onontbeerlijk. De laatste jaren heeft de vermogensmeter ook zijn weg gevonden naar amateurwielrenners en serieuze recreanten. Echter, analyseren van vermogensmeterdata is een tijdrovende bezigheid. Een trainer / coach die ervaring heeft met de analyse van deze gegevens kan je daarmee verder helpen. Als je zelf met een vermogensmeter aan de slag gaat raad ik je aan om het boek Training and racing with a power meter van Allen & Goggan door te nemen. In dit boek wordt stap-voor-stap uitgelegd hoe je het maximale uit je vermogensmeter(data) kunt halen.

Literatuur

1. Allen H & Goggan A (2010). Training and racing with a power meter. Boulder, Colorado: VeloPress.
2. Pinot J & Grappe F (2010). The ‘Power Profile’ for determining the physical capacities of a cyclist. Computer Methods in Biomechanics and Biomedical Engineering, 13 (SI), 103-104.

Trainen met een vermogensmeter, deel 2

Afbeeldingsresultaat voor shut up legs

Dit gastblog is geschreven door Paul Bijkerk, eigenaar van fit-trainingsbegeleiding. Paul is gediplomeerd wielrentrainer en sinds kort een partner van Panache! Hij traint, test en begeleid wielrenners, mountainbikers en cyclocrossers. Daarnaast was hij trainer/coach bij het Alecto Cyclingteam, een profteam op continentaal niveau. Meer informatie over Paul en zijn trainingsbegeleiding vind je op: fit-trainingsbegeleiding.nl.

Niveau van een renner

We pakken de draad weer op en gaan eens kijken wat het vermogen van een renner nou precies zegt. Wielrennen is een sport waarbij er duidelijke verschillen zijn in het vermogen dat iemand gemiddeld kan leveren gedurende een uur. Voor een mannelijke wielrenner van 70 kg is de indeling grofweg als volgt:

Recreant: 140 Watt (2 Watt/kg)
Amateur: 210 Watt (3 Watt/kg)
Elite zonder contract: 280 Watt (4 Watt/kg)
Elite met contract: 350 Watt (5 Watt/kg)
Elite WorldTour (wereldtop): 420 Watt (6 Watt/kg)

Voor vrouwen liggen deze waardes ongeveer 10-15 % lager.

Analyseren van vermogensmeterdata

De meerwaarde van een vermogensmeter zit in de analyse van de gegevens. Hieronder zal ik een nationaal criterium en een klassieker uit de Topcompetitie analyseren van een renner op continentaal niveau. Naast analyse van deze wedstrijden zal ik laten zien hoe je vooruitgang van een renner of jezelf kunt monitoren.

Hel van Voerendaal

De Hel van Voerendaal is een zware nationale klassiekers. De Hel bestaat uit 15 lastige omlopen van 11 kilometer rond Voerendaal, waarbij elke ronde de Bergseweg en de Vrakelberg beklommen moeten worden.  In deze koers levert deze renner zijn beste fysieke prestatie over het jaar.

Allereerst zijn gemiddelde vermogen van 333 Watt over 4 uur en 28 minuten heel hoog. Ter vergelijking, later in het jaar rijdt de renner Veenendaal-Veenendaal, een vlakkere UCI1.1-wedstrijd rondom de Utrechtse heuvelrug. Hier haalt de renner ‘maar’ een gemiddeld vermogen van 249 Watt over 4 uur en 44 minuten. Echt indrukwekkend is het genormaliseerde vermogen wat de renner behaalt. Bij het genormaliseerde vermogen wordt rekening gehouden met tempowisselingen. In de Hel behaalt hij een genormaliseerd vermogen van 374 Watt. De vele klimmetjes en het koersverloop zijn hiervan de oorzaak. Wat verder opvalt, is de hoge aanvangssnelheid in de eerste 2 ronden van de koers. In de eerste ronde behaalt de renner een gemiddeld vermogen van 374 Watt en een genormaliseerd vermogen van 417 Watt. Pas nadat zich een eerste kopgroep heeft gevormd valt het tempo iets terug.

De definitieve kopgroep van 20 renners wordt gevormd na 2 uur koers. Naast de renner is de kopman van het team in de kopgroep aanwezig. Hierdoor heeft de renner een rol als knecht en verzet hij veel werk in het derde uur van de koers. In het laatste deel van de koers rijden 6 man weg uit de groep van 20. De kopman wint de wedstrijd en de renner finisht als twaalfde. Dat de koers enorm zwaar was blijkt ook uit de definitieve uitslag: van de 160 gestarte renners halen slechts 28 renners de finish.

Ronde van Noordhorn

Een andere wedstrijd die deze renner rijdt is een criterium. Uit de file is duidelijk te zien dat het geleverde vermogen erg afwijkt van het vermogen dat geleverd wordt een klassieker. Hij levert een gemiddeld vermogen van 305 Watt en een genormaliseerd vermogen van 330 Watt.  De tempowisselingen in een criterium zijn enorm. Direct vanaf het begin van de wedstrijd zit de renner in een kopgroep van 5 renners. In de laatste 5 ronden rijdt de renner met 2 man weg, dit is duidelijk te zien in file vanaf 1:40 uur. In de laatste 14 min van de wedstrijd behaalt de renner een genormaliseerd vermogen van 361 Watt en een gemiddeld vermogen van 332 Watt. In de sprint behaalt de renner een maximaal vermogen van 1208 W. Dit is voldoende om de koers te winnen.

Verschil klassieker / criterium

In de figuren hieronder is duidelijk het verschil te zin tussen een klassieker en een criterium. Het eerste plaatje is een puntenwolk van de Hel van Voerendaal waarin het vermogen is uitgezet tegen de tijd, daaronder een puntenwolk van de ronde van Noordhorn. Het moge duidelijk zijn dat een klassieker hele andere fysieke eigenschappen stelt aan een renner dan een criterium.

Puntenwolk van de Hel van Voerendaal
Puntenwolk ronde van Noordhorn

Zoals uit bovenstaande files blijkt is er veel informatie uit een enkele vermogensmeterfile valt te halen. Er zijn een aantal standaardanalysemethoden die in analysesoftware beschikbaar is. Ik werk zelf het commerciële pakket van TrainingPeaks, maar er is ook freeware analysesoftware te downloaden via www.goldencheetah.org.

Volgende keer het derde en laatste deel over trainen met een vermogensmeter. Dan bespreekt Paul verschillende vermogensprofielen en hoe deze te interpreteren zijn.