Woensdagochtend 6.35 uur: een steeds verder in crescendo gaande melodie komt uit mijn telefoon op het nachtkastje. O ja, ik ging vandaag fietsen naar het werk. Waarom ook alweer? File vermijden, goed voor mij, goed voor het milieu en de portemonnee, plus weer wat trainingskilometers op de klok gezet. Dat laatste telt overigens uitsluitend voor de terugweg. Heen is het gewoon aankomen, douchen en werken. Nog even voor de zekerheid buienradar checken. Als het dreigt te regenen dan ga ik alsnog met de auto en neem ik me voor om die avond binnen op de Tacx te compenseren. Slappeling! Je bent toch niet van suiker! Oké! Ik ga al joh. De avond ervoor heb ik alle nodige voorbereidingen getroffen: werkkleding zit al in de rugtas, fietskleding ligt klaar in de badkamer, brood is reeds gesmeerd, fiets staat klaar in de bijkeuken met Garmin er al op. Met een beetje doorwerken zit ik met een kwartier op de fiets. In deze wintermaanden ga ik op de ‘pekelbike’ naar het werk. Een oude Trek 5200 uit 1999, de fiets waarop Armstrong zijn 2e gedrogeerde tour won. Had ik ’s ochtends maar een likkie dope tot m’n beschikking, dan zou het allemaal een stuk makkelijker gaan.
Ik ben geen ochtendmens. En dat is vrij hinderlijk aangezien mijn eerste patient er al om 8 uur zit. In de winter is het altijd nog een beetje moeilijker. Donker uit, donker thuis. Gelukkig heb ik een vuurtoren van een lamp op het stuur zitten waar niet minder dan 5200 Lumen uit komen op de hoogste stand. En de hoogste stand betekent bij onoplettendheid driftig knipperende tegenliggers. Sorry! Maar ik heb het licht over een groot gedeelte van mijn route wel nodig. Op het smalle fietspad op de dijk is geen verlichting en ook in de polders staat er incidenteel een lantarenpaal. Dus ik ben heel blij met mijn lichtbundel. Twee keer ben ik vergeten hem voldoende op te laden en viel hij halverwege uit. Het lampje op mijn telefoon bood uitkomst, maar heel comfortabel was dat niet.
Inmiddels aangekleed, kom ik beneden tot de ontdekking dat mijn helm nog boven ligt. Terug naar de badkamer en weer naar beneden. Brood en fruit in de tas, overschoenen aan (ja, ik krijg snel koude voeten), fietsschoenen aan en open die deur. Huuuuuuuuu wat een kou altijd die eerste minuten. Maar na 2 kilometer gaat het ritsje van mijn jasje altijd wat open. Zo makkelijk als ik het koud heb, net zo makkelijk heb ik het warm. Mijn interne thermostaat is duidelijk snel van slag. Ik zweet altijd als een otter, ook in de winter. Gelukkig kan ik douchen op mijn werk, anders was ik nooit gaan fietsen. Het is 20,4 km, voornamelijk in Zuidwestelijke richting. Laat de wind nou voornamelijk Zuidwest staan in Nederland. Ik heb een aantal alternatieve routes, maar allemaal gaan ze door de polder, dus kies ik eigenlijk altijd de kortste.
De meeste mensen hebben heen liever de wind tegen en terug mee. Ik niet. Terug heb ik er altijd zin in, dan gaat de gashendel wat vaker open en probeer ik er een tijdritje van de maken of rij ik wat blokjes interval. De rugtas zorgt voor een extra aerodynamische uitdaging (lees: remming). Sommige weken kom ik, behoudens woon-werk verkeer, maar weinig toe aan buiten fietsen. Als ik dan een keer ga en ik heb die rugtas niet op, dan voel ik weer hoeveel dat uitmaakt! Ik beschouw het dus als extra trainingselement
Thuis aangekomen hoor ik meestal meteen “heb je goed gefietst, papa?” en schuif ik aan bij het eten. D.w.z. meestal heeft mijn vrouw al gegeten met de twee kindjes, maar is het eten doorgaans warm genoeg voor mij. Tijdens het eten snel het ritje uploaden en de data bekijken. Daarna is het meteen spitsuur en gaan de mormels naar boven. Vaak is het even samen douchen of badderen met de oudste, waarna hij gaat slapen. Zeer efficiënt dus. Na het douchen leg ik alvast de spullen klaar voor de volgende morgen. Tenzij het dan regent natuurlijk…