Trainen met een vermogensmeter, deel 3

Training, Racefiets, Fiets, Fitness, Apparatuur

Dit gastblog is geschreven door Paul Bijkerk, eigenaar van fit-trainingsbegeleiding. Paul is gediplomeerd wielrentrainer en sinds kort een partner van Panache! Hij traint, test en begeleid wielrenners, mountainbikers en cyclocrossers. Daarnaast was hij trainer/coach bij het Alecto Cyclingteam, een profteam op continentaal niveau. Meer informatie over Paul en zijn trainingsbegeleiding vind je op: fit-trainingsbegeleiding.nl.

Vermogensprofielen

In dit laatste deel kijken we verder naar de meerwaarde van het analyseren van data uit een vermogensmeter. Allereerst kun je progressie volgen via de gepubliceerde methode van Pinot & Grappe (de performancemanager van Groupama-FDJ). Zij stellen dat het meten en opvolgen van 12 waarden gedurende trainingen en wedstrijden een vermogensprofiel gemaakt kan worden van een renner. Zij stellen dat het maximale vermogen in Watt/kg gedurende 1 sec, 5 sec, 30 sec, 5 min, 20 min, 30 min, 45 min, 60 min, 2 uur, 3 uur, 4 uur en 5 uur gevolgd moet worden. De maximale vermogens die in een bepaalde tijdsperiode werden gehaald zetten ze uit een grafiek (zie Figuur). Volgens Pinot & Grappa geeft deze grafiek een goed beeld van de capaciteiten van de renner. Als de figuur naar rechtsboven verschuift in de tijd, wordt een renner beter. Ook kunnen verschillende renners op deze wijze met elkaar worden vergeleken, maar ook verschillende training- en/of wedstrijdperioden in kaart worden gebracht. In de Figuur hieronder heb ik de beste waarden in een curve weergegeven van een continentale renner (Peak Power) over een heel seizoen.

Peak Power van een renner op verschillende tijdsintervallen.

Hieronder zie je 2 lijnen in de Peak Power curve. In de figuur worden 2 perioden van dezelfde renner met elkaar vergeleken. De rode lijn betreft een 4-wekenperiode in de maand april en de groene lijn betreft de aansluitende 4-wekenperiode in de maand mei. Hier is het opvallende dat de renner verbeterd is in het anaerobe gebied (5 s t/m 1 min).

Vergelijking van de prestaties van één renner over tijd.

Allan & Goggan stellen een simpeler methode voor. Volgens hen hoeven slechts 4 waarden gemeten te worden: 5 sec, 30 seconden, 5 minuten en 20 minuten. Een belangrijke analyse bij gebruik van een vermogensmeter zijn de zogenaamde vermogensprofielen. Hierbij wordt voor ieder afzonderlijk vermogensbestand geanalyseerd hoe hoog het maximaal geleverde vermogen was tijdens de rit voor intervallen van een verschillende tijdsduur. Zo wordt het hoogst behaalde vermogen over 5 sec, 30 seconden, 5 minuten en 20 minuten bepaald. Door deze hoogst gehaalde gemiddelde vermogens van training tot training te bekijken krijg je een idee van de progressie die een renner boekt. Hieronder zie je een Figuur van een continentale renner waarin het vermogen voor de genoemde 4 tijdseenheden is weergegeven over het gehele seizoen. Zoals uit de figuur is af te leiden behaalde deze renner op 31 mei zijn hoogste 20 min (388 W) en 1 min waarde (666 W) in het seizoen. Zijn beste 5 sec en 5 min waarde behaalde hij op 23 april (1250 W) en 7 juni (455 W).

 En andere manier van weergeven van deze data is in de Power Profile Chart, zoals die ook is beschreven door Allan & Goggan. Uit een vergelijkingstabel kan afgeleid worden om wat voor type wielrenner het gaat en wat zijn niveau is ten opzichte van renners van verschillende niveaus. Een probleem met de vergelijkingstabel is dat niet duidelijk is op basis van welke gegevensverzameling de verschillende niveaus zijn vastgesteld. Uit het vermogensprofiel van onderstaande continentale renner blijkt dat hij meer een tijdrijder / klimmer is, met hoge waarden in het 5 en 20-minutengebied en een minder goed ontwikkeld sprintvermogen heeft (5 sec en 1 min-waarden).  

Power profile chart

Tot slot is het ook mogelijk om van alle aanwezige data van een renner een panelfiguur te maken waarin het gemiddelde vermogen van verschillende tijdseenheden in watt of watt/kg is uitgezet tegen de tijd. In het voorbeeld hieronder is een panel gemaakt met 1 sec, 5 sec, 6 sec, 15 sec, 30 sec, 1 min, 4 min, 5 min, 10 min, 20 min en 60 min. Wat opvalt, is de enorme vooruitgang in met name de kortere tijdseenheden die deze renner maakt na het uitrijden van een meerdaagse etappekoers (Olympias Tour). Daarnaast valt de vooruitgang op die de renner maakt na een korte rustperiode in oktober en het doen van specifieke krachttrainingsoefeningen.

Conclusie

Een heel belangrijk punt bij het trainen met de vermogensmeter is het analyseren achteraf. Hier zit de meerwaarde van het instrument. In dit artikel heb ik meest gebruikte analyses van vermogensmeterdata beschreven. In de praktijk stellen deze analyses zowel trainers als renners in staat om te bepalen of er vooruitgang wordt geboekt. Op profniveau is het gebruik van een vermogensmeter onontbeerlijk. De laatste jaren heeft de vermogensmeter ook zijn weg gevonden naar amateurwielrenners en serieuze recreanten. Echter, analyseren van vermogensmeterdata is een tijdrovende bezigheid. Een trainer / coach die ervaring heeft met de analyse van deze gegevens kan je daarmee verder helpen. Als je zelf met een vermogensmeter aan de slag gaat raad ik je aan om het boek Training and racing with a power meter van Allen & Goggan door te nemen. In dit boek wordt stap-voor-stap uitgelegd hoe je het maximale uit je vermogensmeter(data) kunt halen.

Literatuur

1. Allen H & Goggan A (2010). Training and racing with a power meter. Boulder, Colorado: VeloPress.
2. Pinot J & Grappe F (2010). The ‘Power Profile’ for determining the physical capacities of a cyclist. Computer Methods in Biomechanics and Biomedical Engineering, 13 (SI), 103-104.

Trainen met een vermogensmeter, deel 2

Afbeeldingsresultaat voor shut up legs

Dit gastblog is geschreven door Paul Bijkerk, eigenaar van fit-trainingsbegeleiding. Paul is gediplomeerd wielrentrainer en sinds kort een partner van Panache! Hij traint, test en begeleid wielrenners, mountainbikers en cyclocrossers. Daarnaast was hij trainer/coach bij het Alecto Cyclingteam, een profteam op continentaal niveau. Meer informatie over Paul en zijn trainingsbegeleiding vind je op: fit-trainingsbegeleiding.nl.

Niveau van een renner

We pakken de draad weer op en gaan eens kijken wat het vermogen van een renner nou precies zegt. Wielrennen is een sport waarbij er duidelijke verschillen zijn in het vermogen dat iemand gemiddeld kan leveren gedurende een uur. Voor een mannelijke wielrenner van 70 kg is de indeling grofweg als volgt:

Recreant: 140 Watt (2 Watt/kg)
Amateur: 210 Watt (3 Watt/kg)
Elite zonder contract: 280 Watt (4 Watt/kg)
Elite met contract: 350 Watt (5 Watt/kg)
Elite WorldTour (wereldtop): 420 Watt (6 Watt/kg)

Voor vrouwen liggen deze waardes ongeveer 10-15 % lager.

Analyseren van vermogensmeterdata

De meerwaarde van een vermogensmeter zit in de analyse van de gegevens. Hieronder zal ik een nationaal criterium en een klassieker uit de Topcompetitie analyseren van een renner op continentaal niveau. Naast analyse van deze wedstrijden zal ik laten zien hoe je vooruitgang van een renner of jezelf kunt monitoren.

Hel van Voerendaal

De Hel van Voerendaal is een zware nationale klassiekers. De Hel bestaat uit 15 lastige omlopen van 11 kilometer rond Voerendaal, waarbij elke ronde de Bergseweg en de Vrakelberg beklommen moeten worden.  In deze koers levert deze renner zijn beste fysieke prestatie over het jaar.

Allereerst zijn gemiddelde vermogen van 333 Watt over 4 uur en 28 minuten heel hoog. Ter vergelijking, later in het jaar rijdt de renner Veenendaal-Veenendaal, een vlakkere UCI1.1-wedstrijd rondom de Utrechtse heuvelrug. Hier haalt de renner ‘maar’ een gemiddeld vermogen van 249 Watt over 4 uur en 44 minuten. Echt indrukwekkend is het genormaliseerde vermogen wat de renner behaalt. Bij het genormaliseerde vermogen wordt rekening gehouden met tempowisselingen. In de Hel behaalt hij een genormaliseerd vermogen van 374 Watt. De vele klimmetjes en het koersverloop zijn hiervan de oorzaak. Wat verder opvalt, is de hoge aanvangssnelheid in de eerste 2 ronden van de koers. In de eerste ronde behaalt de renner een gemiddeld vermogen van 374 Watt en een genormaliseerd vermogen van 417 Watt. Pas nadat zich een eerste kopgroep heeft gevormd valt het tempo iets terug.

De definitieve kopgroep van 20 renners wordt gevormd na 2 uur koers. Naast de renner is de kopman van het team in de kopgroep aanwezig. Hierdoor heeft de renner een rol als knecht en verzet hij veel werk in het derde uur van de koers. In het laatste deel van de koers rijden 6 man weg uit de groep van 20. De kopman wint de wedstrijd en de renner finisht als twaalfde. Dat de koers enorm zwaar was blijkt ook uit de definitieve uitslag: van de 160 gestarte renners halen slechts 28 renners de finish.

Ronde van Noordhorn

Een andere wedstrijd die deze renner rijdt is een criterium. Uit de file is duidelijk te zien dat het geleverde vermogen erg afwijkt van het vermogen dat geleverd wordt een klassieker. Hij levert een gemiddeld vermogen van 305 Watt en een genormaliseerd vermogen van 330 Watt.  De tempowisselingen in een criterium zijn enorm. Direct vanaf het begin van de wedstrijd zit de renner in een kopgroep van 5 renners. In de laatste 5 ronden rijdt de renner met 2 man weg, dit is duidelijk te zien in file vanaf 1:40 uur. In de laatste 14 min van de wedstrijd behaalt de renner een genormaliseerd vermogen van 361 Watt en een gemiddeld vermogen van 332 Watt. In de sprint behaalt de renner een maximaal vermogen van 1208 W. Dit is voldoende om de koers te winnen.

Verschil klassieker / criterium

In de figuren hieronder is duidelijk het verschil te zin tussen een klassieker en een criterium. Het eerste plaatje is een puntenwolk van de Hel van Voerendaal waarin het vermogen is uitgezet tegen de tijd, daaronder een puntenwolk van de ronde van Noordhorn. Het moge duidelijk zijn dat een klassieker hele andere fysieke eigenschappen stelt aan een renner dan een criterium.

Puntenwolk van de Hel van Voerendaal
Puntenwolk ronde van Noordhorn

Zoals uit bovenstaande files blijkt is er veel informatie uit een enkele vermogensmeterfile valt te halen. Er zijn een aantal standaardanalysemethoden die in analysesoftware beschikbaar is. Ik werk zelf het commerciële pakket van TrainingPeaks, maar er is ook freeware analysesoftware te downloaden via www.goldencheetah.org.

Volgende keer het derde en laatste deel over trainen met een vermogensmeter. Dan bespreekt Paul verschillende vermogensprofielen en hoe deze te interpreteren zijn.

Tacx. Het monster op zolder.

Tacx trainingen
Het monster

De Tacx. Vaak het monster op zolder, in de garage of de slaapkamer of zelfs midden in de woonkamer. Onder het afdak wordt het loeder ook wel gezien en ik ken mensen die in de douche Tacxen vanwege ruimtegebrek. Niet eens zo’n slechte plek, gezien de 100% overmatig zweetgarantie. Zonder reclame te willen maken, gebruik ik hier voor de leesbaarheid en gemak maar even het woord ‘Tacx’, om niet steeds ‘indoorvermogenstrainer’ te hoeven gebruiken. Een Elite, Wahoo of Cylceops zijn natuurlijk meer van hetzelfde en net zo afschrikwekkend. Maar waarom is dat toch, dat afschrikwekkende? In eerste instantie zou je denken “Super idee! Met slecht weer en in de wintermaanden lekker comfortabel in/bij je eigen huis fietsen!” Toch zijn er veel fietsers die hun neus ophalen voor een dergelijk apparaat en zeggen ‘fietsen doe je buiten’. En ondanks de intrede van online applicaties als Zwift en Trainingpeaks die het geheel meer interactief maken en jeu geven, blijft het voor velen een ware marteling en beproeving zich weer op het zadel te hijsen.

Dode mug
Motiverende omgeving..

Starend naar een oneffenheid in het behang of het spartelende poppetje op een laptop dat schuin naast je staat, omdat daar nou eenmaal de omgekeerde wasmand dienstdoet als bureau, denk je: waarom? In hemelsnaam waarom heb ik zo’n ding aangeschaft? Die eerste 3 à 4 keer houd je moed en overtuig je jezelf dat het een goede investering was. Bovendien kun je het ook niet maken tegenover je partner die je al van tevoren had gewaarschuwd dat die 500 euro binnen no-time staat te verstoffen. “Nee, echt niet!” riep je nog. Dus daar zit je dan te hengsten op je pedalen met een houtje onder een van de pootjes tegen het wiebelen, nergens naartoe fietsend. Je had al een zware dag op je werk en het enige wat je wil is op de bank hangen. Maar ja…je zou vanavond gaan Tacxen. Vanochtend nog met jezelf afgesproken en vreemd genoeg had je er toen best zin in. “Vanavond ga ik die zware intervaltraining doen. 4 x 5 minuten op 90%. Moet jij eens opletten wie ik er in maart allemaal aftrap als we weer met de groep buiten gaan rijden.” Het aantrekken van de fietsbroek voelde al als een ‘jasje uitdoen’, dus vanavond toch maar matig intensief. Al was het maar omdat je voor de derde keer op rij vergeten bent de ventilator aan te zetten en de zweetdruppels van de vorige exercitie nog kringen maken in de vloerbedekking. Nu stoppen en het ding aanzetten zou de nekslag betekenen, dus dan maar minder proberen te zweten.

Zweten op de Tacx
Weer de ventilator vergeten.

Hebben die ‘fietsen doe je buiten’ figuren dan toch gelijk? Ja en nee. Ja, fietsen doe je in principe buiten (even de lucky basterds daargelaten, die in de buurt wonen van een wielerbaan en daar rondes mogen rijden). Ook in de wintermaanden is het zeker aan te bevelen om je rondes buiten te maken en momenten te kiezen dat je kunt trainen met de wind in je gezicht. Lees hier in een eerder Blog bijvoorbeeld over Woon-Werk trainingen. MAAR!! Ik moet toch echt een lans breken voor de Tacx. Want het monster verdient ook een lofzang, een ware ode. Ikzelf heb een oud beestje staan van inmiddels 12 of 13 jaar oud die het nog prima doet. Op Marktplaats is een vergelijkbaar model voor 40 euro te scoren. 40 euro voor een fietsonderdeel dat na 13 jaar nog dienstdoet! Ik weet niet hoeveel onderdelen van 13 jaar of ouder er op jullie fiets zitten, maar ik moet het nog tegenkomen. Los van een hels kabaal dat de lagers van de magneetgeremde rol maakt, geeft hij me meer dan genoeg mogelijkheden om te trainen. Ik heb ook gezwift, maar sinds een verhuizing anderhalf jaar geleden, staat de Tacx nu in de schuur waar (nog) geen internet is. Zwift maakt het Tacxen absoluut een stuk minder vervelend en met alle recente uitbreidingen zijn er genoeg mogelijkheden om het op verschillende manier leuk te houden.

Stof op de Tacx
Een hele zomer stofhappen.

Maar het ‘droog’ Tacxen heeft ook wel wat heroïsch. Het vergt nog een portie meer doorzettingsvermogen, nog meer pure wilskracht, het is een mentale training op zich. Beperk je training tot 30 à 45 minuten, plan geen (lange) duurritten op een Tacx. Zelfs de meest geharde en gedisciplineerde trainingsbeesten houden dat niet vol. Ik kan me een artikel herinneren van jaren geleden, dat de Raboploeg hun renners in een bepaalde periode veel op de Tacx liet trainen. Wat bleek: hun meetwaarden gingen duidelijk vooruit, maar hun prestaties op de weg gingen juist achteruit! De verklaring was dat het langdurig Tacxen zo demoraliserend werkte, dat dit resulteerde in ondergemiddelde prestaties op de weg. In het onlangs verschenen boek ‘Tank’ van Bram Tankink, schrijft hij dat voor hem 40 minuten op de Tacx gelijk staat aan een uur fietsen buiten. Immers: op de Tacx staat er altijd druk op de pedalen, waar je buiten nog wel eens de benen stil kan houden of rustig kan meetrappen. Als Bram het zegt, dan zal het wel waar zijn :-). Gesteund door deze kennis en ervaring, lijkt 30 à 45 minuten dus lang zat. Zelf ervaar ik vaak dat de tijd ‘sneller’ lijkt te gaan, naarmate de intervaltraining intensiever is. Dat komt doordat de rusttijd tussen de intervallen door me nooit lang genoeg kunnen duren en mijn tijdbesef tijdens de intervallen meestal wat van slag is.

Na een half uur stap ik dan toch met een tevreden gevoel af omdat ik het beest heb bedwongen. Het beest dat er voor zorgt dat ik in het voorjaar net wat makkelijker gas kan geven. Het beest dat zich niet snel gewonnen geeft, maar waarvan de beloning zich over de rest van het jaar uitbetaalt. Maar het beest is geduldig. In de zomer sluit het zijn ogen, vangt het zijn stof en wacht. Wacht tot de wintertijd weer in gaat. Ga in oktober maar eens stilletjes tussen de was achter de zolderdeur luisteren: ‘Grrrrr….’

Woon-Werk

Nu al…

Woensdagochtend 6.35 uur: een steeds verder in crescendo gaande melodie komt uit mijn telefoon op het nachtkastje. O ja, ik ging vandaag fietsen naar het werk. Waarom ook alweer? File vermijden, goed voor mij, goed voor het milieu en de portemonnee, plus weer wat trainingskilometers op de klok gezet. Dat laatste telt overigens uitsluitend voor de terugweg. Heen is het gewoon aankomen, douchen en werken. Nog even voor de zekerheid buienradar checken. Als het dreigt te regenen dan ga ik alsnog met de auto en neem ik me voor om die avond binnen op de Tacx te compenseren. Slappeling! Je bent toch niet van suiker! Oké! Ik ga al joh. De avond ervoor heb ik alle nodige voorbereidingen getroffen: werkkleding zit al in de rugtas, fietskleding ligt klaar in de badkamer, brood is reeds gesmeerd, fiets staat klaar in de bijkeuken met Garmin er al op. Met een beetje doorwerken zit ik met een kwartier op de fiets. In deze wintermaanden ga ik op de ‘pekelbike’ naar het werk. Een oude Trek 5200 uit 1999, de fiets waarop Armstrong zijn 2e gedrogeerde tour won. Had ik ’s ochtends maar een likkie dope tot m’n beschikking, dan zou het allemaal een stuk makkelijker gaan.

Alles klaargelegd, toch nog terug naar boven.

Ik ben geen ochtendmens. En dat is vrij hinderlijk aangezien mijn eerste patient er al om 8 uur zit. In de winter is het altijd nog een beetje moeilijker. Donker uit, donker thuis. Gelukkig heb ik een vuurtoren van een lamp op het stuur zitten waar niet minder dan 5200 Lumen uit komen op de hoogste stand. En de hoogste stand betekent bij onoplettendheid driftig knipperende tegenliggers. Sorry! Maar ik heb het licht over een groot gedeelte van mijn route wel nodig. Op het smalle fietspad op de dijk is geen verlichting en ook in de polders staat er incidenteel een lantarenpaal. Dus ik ben heel blij met mijn lichtbundel. Twee keer ben ik vergeten hem voldoende op te laden en viel hij halverwege uit. Het lampje op mijn telefoon bood uitkomst, maar heel comfortabel was dat niet.
Inmiddels aangekleed, kom ik beneden tot de ontdekking dat mijn helm nog boven ligt. Terug naar de badkamer en weer naar beneden. Brood en fruit in de tas, overschoenen aan (ja, ik krijg snel koude voeten), fietsschoenen aan en open die deur. Huuuuuuuuu wat een kou altijd die eerste minuten. Maar na 2 kilometer gaat het ritsje van mijn jasje altijd wat open. Zo makkelijk als ik het koud heb, net zo makkelijk heb ik het warm. Mijn interne thermostaat is duidelijk snel van slag. Ik zweet altijd als een otter, ook in de winter. Gelukkig kan ik douchen op mijn werk, anders was ik nooit gaan fietsen. Het is 20,4 km, voornamelijk in Zuidwestelijke richting. Laat de wind nou voornamelijk Zuidwest staan in Nederland. Ik heb een aantal alternatieve routes, maar allemaal gaan ze door de polder, dus kies ik eigenlijk altijd de kortste.

De pekelbike. Hier tijdelijk zonder de enorme koplamp. Wel met dik spatbord en 28mm bandjes.

De meeste mensen hebben heen liever de wind tegen en terug mee. Ik niet. Terug heb ik er altijd zin in, dan gaat de gashendel wat vaker open en probeer ik er een tijdritje van de maken of rij ik wat blokjes interval. De rugtas zorgt voor een extra aerodynamische uitdaging (lees: remming). Sommige weken kom ik, behoudens woon-werk verkeer, maar weinig toe aan buiten fietsen. Als ik dan een keer ga en ik heb die rugtas niet op, dan voel ik weer hoeveel dat uitmaakt! Ik beschouw het dus als extra trainingselement
Thuis aangekomen hoor ik meestal meteen “heb je goed gefietst, papa?” en schuif ik aan bij het eten. D.w.z. meestal heeft mijn vrouw al gegeten met de twee kindjes, maar is het eten doorgaans warm genoeg voor mij. Tijdens het eten snel het ritje uploaden en de data bekijken. Daarna is het meteen spitsuur en gaan de mormels naar boven. Vaak is het even samen douchen of badderen met de oudste, waarna hij gaat slapen. Zeer efficiënt dus. Na het douchen leg ik alvast de spullen klaar voor de volgende morgen. Tenzij het dan regent natuurlijk…